De boot schommelt
als een rusteloos kind
het zout dat zich verankerd heeft
in gehavende lichamen
weet van de strijd tussen
hunkering en uitputting
van een afstand
herken ik de kade
gevlochten haar en touw
ik verzwijg
dat ik mensen heb doen sterven
de nacht heb zien vallen
in de weerspiegeling
van het water, het gesloten verbond
tussen man en verdorven ziel
de warmte van onze lijven
het zware ademen,
hetgeen dat mijn borst beweegt
te kloppen