Plots werd je inschikkelijk,
we spraken over je grafschrift
de erfenis, die zich besloot in het antiek
en een verlopen, stille barbier
ik had je nimmer op je ziekbed
mogen aanschouwen
weerloos liet ik me meevoeren
in mijn weekhartigheid, nog was jij sterk,
beval me niet te aarzelen
muskus, de geur van een vernuftig en vroom man
begroef zich in mijn holte
het werd de belichaming voor het onnoembare
aan de rand van de beek begroef ik onze kwellingen
nooit durfde ik kritisch te wezen
je vreesde de wereld met daarin je
vrijdenkers van kinderen, te zien vergaan,
de verlossing van het leven laten, perfect, zoals het was
kwam even dringend als een jager
die het schot lost op zijn prooi,
vastbesloten, doch doordrongen
van zijn verbolgen intenties