Onlangs raakte ik tijdens het avondeten in gesprek met een vriendin. Ze vroeg mij wat mijn depressies voor mij betekenden. Eigenlijk had ik er nog nooit zo over nagedacht. Natuurlijk, ik weet dat ze altijd op de loer ligt, aanwezig is. Maar wanneer ik mij goed voel, denk ik bij voorkeur niet over mijn depressies na. Ik geniet liever van het feit dat ik mij goed voel en de rust die dit met zich meebrengt. Van een goed glas wijn. Een boek. Een kat op schoot. Een goede nacht slaap.
Toch kan ik niet om haar heen. Juist niet tijdens de momenten waarop ik mij goed voel. En ondanks dat ik sinds enkele jaren weet dat mijn depressies van terugkerende aard zijn, weet ze mij tijdens de momenten waarop ik mij goed voel, nog steeds te verrassen. En dat is best knap, dat moet ik haar nageven. Maar toch. Naarmate een relatie voortduurt, leer je elkaar pas echt kennen. Op den duur weet je hoe je tijdens een ruzie, de ander kunt raken, op welke pijnpunten je de vinger kunt leggen. Hoe je het goed moet maken.
Eigenlijk weet ik donders goed wat mijn depressies voor mij betekenen. Het is als telkens weer de sleutel in het slot van je voordeur steken om te ontdekken dat iemand je hele huis overhoop heeft gehaald. Het voelt als beroofd worden van mijn meest dierbare bezittingen, mijn gevoelens van veiligheid en geborgenheid.
Echter heeft het ook allemaal een mooie kant. Sinds enkele maanden besef ik dat ik mijn depressies net zo nodig heb als zij mij nodig hebben. Hoe sinister dat ook klinkt. Ik heb het allemaal nodig. Ik heb de gevoelens die de depressies teweegbrengen nodig om mijn leven steeds weer op waarde te kunnen schatten. Echt op waarde te kunnen schatten. Om eraan herinnerd te worden hoe gelukkig zijn voelt. Aan hoe leven voelt.