Skip to main content

,,Moeten we echt naar opa en oma?” Het jongetje in de winkel slaat zijn armen over elkaar en laat zich midden in het gangpad op de grond vallen. ,,We gaan al zo vaak naar opa en oma! Ik wil gewoon thuis zijn.” Het vormt allemaal een vreemd, maar reëel contrast; het boze jongetje, de vrolijke kerstdeuntjes op de radio en achter de toonbank een caissière met een kerstmuts op.

Moeder lijkt weinig aandacht aan de dwarse bui van het jongetje te besteden. Terwijl ze doorloopt gaat ze verder met het verzamelen van de ingrediënten op haar boodschappenlijstje. Ik doe alsof ik het tafereel niet meekrijg, maar stiekem ben ik stikjaloers op dat jongetje, die daar uit protest gewoon midden in het gangpad is gaan zitten. Ik zet de gedachte om naast hem te gaan zitten uit mijn hoofd en ga verder met mijn boodschappenlijstje. Ik ben geen haar beter dan zijn moeder.

Thuis ruim ik de boodschappen op. Na wat moed verzameld te hebben bel ik mijn ouders. Ondanks het feit dat ik oud genoeg ben om mijn eigen keuzes te maken, voel ik de spanning door mijn lijf gieren. Toen ik nog in de horeca werkte, had ik een goede smoes. Maar wat moet ik dit jaar verzinnen?

Ik wil deze kerst niets liever dan in een hoekje van de bank kruipen, keihard janken bij stompzinnige films en ijs uit een literbak lepelen. ,,Lau, zo leuk dat je belt! We hadden al een aantal voicemail berichten ingesproken, maar je zal het wel druk gehad hebben. Al dat gedoe met oma enzo.” Ze zucht. ,,Waar we voor belden is om te vragen wat je met kerst doet?” ,,Ja, over kerst……ik moet helaas werken. Ik kon geen vrij krijgen.”

Kon ik nou echt niet met een beter excuus op de proppen komen? ,,Ik moet eerste kerstdag een groep draaien en tweede kerstdag zou ik samen met Eric vieren.” ,,O.” Het blijft even stil aan de andere kant van de lijn. ,,En kerstavond dan?” vraagt moeder.

Shit! Wanneer ik opgehangen heb, heb ik afgesproken om kerstavond door te brengen bij mijn ouders. Wat is er hier misgegaan? Ik ben bijna vijfentwintig en durf nog steeds geen ‘nee’ te zeggen. Na het avondeten vlij ik mij voor de televisie neer en blijf ik bij gebrek aan beter, hangen bij het journaal. Weer discussies over vluchtelingen.

Gemeenteraadsleden van een dorp zijn bedreigd door tientallen mensen die fel tegen de komst van opvangplekken zijn. Het lijkt wel of vluchtelingen nergens welkom zijn en ik zit hier maar te balen omdat ik meer dan welkom bij mijn ouders ben. Opeens rollen de tranen langs mijn wangen. Wat ben ik ook een egoïst.

De volgende dag besluit ik alles wat ik kan missen aan voedsel en kleding aan stichting vluchtelingenwerk te doneren. Ik sta nog steeds niet te springen om kerstavond bij mijn ouders door te brengen, maar wel ben ik dankbaar. Dankbaar dat ze er zijn.