Skip to main content

Het gaat niet goed. Oma ligt nog steeds in het ziekenhuis en mijn depressieve gevoelens zijn in al hun hevigheid teruggekeerd. Verslagen probeer ik vanaf het wankele stoeltje de ogen van de praktijkondersteuner te mijden. Ineens rollen de tranen over mijn wangen. ,,Ik ben gewoon zo moe”, zeg ik.

Ze vraagt mij of ik het goed vind dat ze overleg pleegt met de huisarts. Ze maakt zich zorgen. ,,Shit!”, denk ik. Ik wil niet weer naar de crisisdienst, in therapie of ook maar iets wat daarmee te maken heeft. Ik heb een leuke baan en daarnaast een rustig leven.

Na vijf lange minuten komt ze terug de bedompte kamer in. ,,Hoe zou je aankijken tegen tijdelijk extra medicatie?” vraagt ze. ,,Ik weet dat je aan het afbouwen was, maar misschien biedt de medicatie je nu juist even die extra ondersteuning.” Ik knik gretig. ,,Het is niet anders”, zeg ik. Maar ik meen er geen zak van. Ik krijg precies wat mijn zelfdestructieve ik wilde.

Buiten laat ik het potje door mijn vingers glijden. Oxazepam. ,,Kan de rijvaardigheid beïnvloeden, actieve deelname aan het verkeer wordt ten zeerste afgeraden”, lees ik hardop. Ze kunnen me wat. Ik ben op dat punt aanbeland waarop ik een moderne junk ben geworden, die de grillen van de maatschappij en het leven aangrijpt als excuus voor extra medicatie. Om maar niet te voelen, om maar niet te denken.

‘s Middags pak ik de trein richting Winschoten. Oma ligt te slapen. Ik vraag de verpleegsters naar een vaas. Net wanneer ik de vaas met rozen op het zijtafeltje wil zetten doet oma haar ogen open. ,,Dag oma. Hoe gaat het vandaag?” ,,Het gaat”, antwoord ze geeuwend.

We praten wat over de alledaagse dingen totdat we vervallen in een stilzwijgen. In het ziekenhuis klinkt het stilvallen van een gesprek tussen twee mensen op de een of andere manier altijd extra hard. Ik staar uit het raam. Oma bestudeert mij, ik voel haar ogen in mijn rug prikken. ,,Wat is er nu werkelijk gaande?” vraagt ze. ,,Ik ken jou”, zegt ze. ,,Je piekert.”

,,Ik wilde je er niet mee lastigvallen, maar de depressies zijn terug”, zeg ik. De medicatie is opgehoogd. Soms vraag ik mij af of ik de rest van mijn leven een pillenjunkie blijf. Oma knikt. ,,En? Wat zou het?” zegt ze. ,,Weet je wat veel erger is? Die smartphone junkies, die de hele godganse dag met hun telefoon in hun hand zitten.” Als een pilletje meer of minder jou de juiste ondersteuning nu kan bieden, gun jezelf dat dan.

Thuis haal ik het potje met daarin de tien stuks aan helderwitte opluchting uit de la. De woorden van oma galmen nog na in mijn hoofd. Ik slaak een diepe zucht en zeg hardop ‘nee’ tegen niemand in het bijzonder, voordat ik het potje terug stop in de la.