,,Ik heb misschien een baan”, zegt hij. ,,Morgen moet ik in Groningen op gesprek komen!”
Ik weet dat ik niet meteen zo hoopvol moet zijn, maar in mijn hoofd zweeft ineens krankzinnig snel een scala aan wilde dromen rond. Het is vreemd om te merken hoe snel ik mij vastklamp aan een ander leven, aan typisch westerse dromen. Cliché en tegelijkertijd hilarisch eigenlijk. Ben ik dan niet tevreden met mijn huidige leven? Maar ik stel mijzelf de vraag te laat. Ik denk al aan die zonnige vakantie, een krakkemikkig autootje voor de deur, het niet meer hoeven nadenken over welke boodschappen tegen welke prijs, het niet meer maandelijks hoeven inleveren van allerlei papieren voor de uitkering en het godzijdank niet meer zo afhankelijk zijn van alles en iedereen. Ik schaam mij voor mijn naïeve wensen, die zo in contrast lijken te staan met de roerige tijd waarin we leven.
Rond 13.00 uur de volgende dag lopen we stilletjes richting het station. Het ijs dat ons een paar dagen binnen hield, is vredig gesmolten. ,,We moeten ook de kans incalculeren dat het hem niet wordt”, zegt hij.
Op station Groningen blijven we even in de menigte staan. We observeren de mensen die op weg zijn naar iemand. Een geliefde, een vriendin, een studie of misschien een baan. ,,Iedereen lijkt altijd onderweg en ik ben het gewoon zo zat om stil te staan”, zegt hij. Na een paar minuten nemen we afscheid. Ik besluit de stad in te gaan.
Ik ben gewend om alle smeekbedes te negeren. Ik heb niets te bieden behalve een goed gesprek of afgekloven broodjes. Maar vandaag heb ik er moeite mee. Het worden er steeds meer. In een straat tel ik vijf mensen die bedelen om geld voor een slaapplek. Bij de vijfde bezwijk ik. Voor ik mij weer om kan draaien, vraagt ze mij waarom ik zo verdrietig kijk terwijl ik zojuist haar dag een beetje beter heb gemaakt.
Ik zak naast haar neer op het stoepje. ,,Het voelt niet goed”, zeg ik. ,,Mijn vriend heeft op dit moment een sollicitatiegesprek. Ondertussen denk ik alleen maar na over vakantie en ben ik in die tijd al vier mensen gepasseerd die niet eens geld voor een slaapplek hadden……..”
,,Och, lief kind”, zegt ze. ,,Wees toch niet zo hard voor jezelf. Ik zie hier elke dag mensen hard doorlopen om vervolgens diezelfde mensen met tassen vol spullen terug zien te komen. Toch negeren ze mij. Jij bent hier tenminste gestopt en gaan zitten voor een gesprek. Het gaat mij uiteindelijk ook niet om het geld”, verzucht ze. ,,Mensen denken dat hun goede daad voor de dag is gedaan wanneer ze mij als een hond een euro toewerpen. Ik wil gewoon gezien worden, verbinding voelen. Onze maatschappij verloochent zichzelf.”
Terwijl haar woorden nog nagalmen, loop ik terug richting het station. Na een tijdje zwaait de deur van de Starbucks open.
,,Ik heb de baan”, zegt hij.