,,Tijdens driekwart van mijn leven had ik een enorme hekel aan stiltes. Wachtkamers, stiltecoupés, het platteland, voorzichtigheid tijdens een slechtnieuwsgesprek, telefoongesprekken met mijn vader, stuk voor stuk vormden ze een beproeving voor mij.”
,,Ik probeerde zulke momenten altijd op te vullen met grappige anekdotes of door snel een volgende vraag te stellen. De eerste keer dat ik hierop betrapt werd, maakte een onuitwisbare indruk. Tijdens een van de vele gesprekken met mijn stagebegeleider, vroeg hij ineens waar ik toch in godsnaam zo bang voor was. Alles in mij stond op dat moment voor de eerste keer stil. Het voelde zowel verstikkend als bevrijdend. ”
Ik kijk de klas rond.
,,Ik ontdekte dat ik mij tijdens stiltes kwetsbaar voel, klein. Zolang ik maar woorden het gesprek in zou blijven gooien, zou niemand ontdekken hoe onzeker ik mij werkelijk voelde. ”
Ik pauzeer nadrukkelijk even. Zestig paar ogen kijken verwachtingsvol mijn kant op. Het zweet staat in mijn handen.
,,Ik kreeg de opdracht om te oefenen met stiltes, om ze te laten vallen, maar ze ook te verkennen. Ik ben nog nooit zoveel te weten gekomen over mijzelf en anderen als op het moment dat ik het ongemak toeliet, het recht in het gezicht keek. Bovendien kregen gesprekken meer diepte, ik kwam veel meer te weten over degene die tegenover mij zat.”
Er wordt uitvoerig geklapt. Ik voel dat ik ontspan. De docent komt op mij afgelopen met een VVV-bon. ,,Bedankt voor je betoog voor het gebruiken van meer stiltes tijdens gesprekken met cliënten, we hopen dat je hier nog eens over je ervaringen wilt vertellen!”
De collegezaal stroomt langzaam leeg. Terwijl ik mijn spullen bij elkaar pak, valt mijn oog op een meisje dat is achtergebleven in de zaal. Ze probeert haar gezicht te verbergen, maar instinctief weet ik dat ze huilt. Nadat de docent en ik elkaar kort hebben toegeknikt, stap ik op haar af.
Ik kuch even. Ze schrikt op. Zwijgend ga ik naast haar zitten. ,,Wat gaat er in je om?” vraag ik. Ze veegt haar neus af aan een mouw.
,,Sinds mijn moeder is overleden, is het zo stil in huis”, snikt ze. ,,Ik ben bang dat het de rest van mijn leven stil zal blijven.”
Het duurt even voor ik de juiste woorden vind. ,,Als je goed luistert, is het nooit echt stil,” zeg ik dan. ,,Er zijn altijd geluiden. Van vogels, katten die rondsluipen, van regen op het dak en zelfs wanneer je huilt, klinkt er geluid. Ik vind dat geruststellend.” Ze lacht een beetje.
Wanneer ik na het avondeten door het mij inmiddels zo vertrouwde Zuidbroek wandel, barst ik ineens in lachen uit. Ik, het stadsmeisje dat verlangde naar het wonen in een levendige stad als Amsterdam, eindigde uitgerekend hier, op het platteland.
Ik knijp mijn ogen even dicht en luister naar de weinige geluiden binnen de marges van wat hier stilte heet.