Skip to main content

Sinds kort fiets ik overal heen. Scheemda, Veendam, Winschoten. Vaak ben ik op weg naar iemand van een of andere veilinghoek. Ik win van alles tegenwoordig. Boeken, tuintegels, een boormachine, lp’s, een strijkbout. Ik win alles wat ik niet nodig heb, gewoon om op de fiets te kunnen stappen.

Mijn vader zou inschikkelijk hebben gelachen wanneer hij mij zo zou zien. Een vrouw van 1 meter 87, op een net te kleine fiets met een draagrek, zadel te laag, knieën net niet tegen het stuur. Ooit wilde ik niet fietsen, hij moest mij verleiden met de belofte van een ijsje dat niet kwam.

Ik heb mijn fiets twee jaar geleden gekocht via Marktplaats. Van een man die in een aanstekerfabriek werkte en in zijn vrije tijd graag fietsen opknapte. Hij woonde in een enorme flat. De flat had een aantal kelders. En daar, onder de grond, had hij een bedompt, klein schuurtje. Vol trots opende hij de deur van de schuur. De lamp knipperde. Het rook er muf, naar vocht en schimmel. Het deed mij denken aan een mollenstelsel. Ongelooflijk knap dat iemand er gelukkig is, zijn weg kan vinden.

Het geld dat de fiets zou opbrengen, zou naar de studieboeken voor zijn kinderen gaan. Hij liet zijn schouders een beetje afhangen. ,,Ik heb geen contact meer met ze, maar wil toch mijn beste steentje bijdragen.” Ik moet bezorgd hebben gekeken, want kort daarna lachte hij zijn tanden bloot. ,,Niets ernstigs hoor. Een ellendige scheiding.” Ik zag zijn lijf kort ineen krimpen, de pijn erdoorheen sijpelen. We zeulden de fiets samen naar buiten, het daglicht in. De verf op het frame liet in grote schilfers los. Er zat een grote mand op, die met tie rips aan de drager voorop de fiets was vastgemaakt. De bel hing ondersteboven aan het stuur. Hij zag dat ik er naar keek, haalde een schroevendraaier uit zijn borstzak en zette de bel er goed op.

Hij vroeg of ik nog een proefrit wilde maken. Ik schudde mijn hoofd en overhandigde hem de envelop met geld. Ik wilde hier weg, de vochtige geur uit mijn neus fietsen. Hij bedankte me, ik was zijn eerste klant, zei hij. Toen er niemand uit de flat keek, stopte ik hem een tientje extra toe. Mensen moeten niet denken dat ik sentimenteel ben.

Tot op vandaag is die fiets nog steeds een van mijn dierbaarste bezittingen. Het is een eenvoudig en gammel ding, maar ik weet hoeveel moeite de man heeft gedaan er iets van te maken, van de fiets. Van zijn leven. Van het mijne, in zekere zin.

Ik droom nog wel eens dat ik terug ben in die gangen onder de flat. Ik zoek mijn fiets. Ik hoor de aanstekerman in zijn schuurtje scharrelen. Twee kinderstemmen zeggen dat ze zich vervelen. Ze vragen of ze hem mogen helpen. Hij lacht. Daarna word ik wakker.