,,Laura”? Ik wil net mijn sigaret uitdrukken op een muurtje in de Herestraat wanneer ik haar stem hoor. Totaal overrompeld blijf ik met het restje filter in mijn hand staan. ,,Dat moet minstens zeven jaar geleden zijn!” Ik staar recht in het gezicht van mijn verleden. ,,Hoe gaat het met je?” Ik bekijk mijzelf door haar ogen. Twintig kilo aangekomen sinds de laatste keer dat ik haar zag, vermoeid, blut, rokend en een droog bosje haar op mijn hoofd (een gevolg van een mislukte poging op de kapper te besparen).
Ik geef haar een knuffel, snuif de geur van haar haren op. ,,Ja, het gaat….!” We hebben net een hoorzitting achter de rug, niet het beste moment uit ons leven.” Ik wijs naar de boos uitkijkende man naast mij. ,,Dit is…..was….altijd mijn beste vriendinnetje”, zeg ik met mijn blik op haar gericht. Ze ziet er goed uit. Draagt haar bruine haren tegenwoordig lang en heeft nog steeds een prachtig slank figuur. Even trekt er een steek van jaloezie door mij heen, of wellicht eerder van spijt of heimwee naar hoe ik er eerder uitzag, naar ons samen, naar mijn jeugd.
,,We zijn inmiddels getrouwd.” Ik wijs weer naar de man naast mij, zijn blik verzacht. ,,Wat leuk! Dus jij kunt mij alle gĂȘnante dingen over haar vertellen!”, zegt mijn man. Ze giechelt verlegen, steekt dan meteen van wal. ,,We stuurden elkaar altijd brieven, ondanks dat we praktisch gezien naast elkaar woonden. Van haar kreeg ik altijd enorme lappen tekst, over haar droom om een kat te hebben, inclusief tekening van hoe het beest eruit zou moeten zien, maar ik wist dan nooit wat ik terug moest schrijven. Dus werden het korte berichten.” Ik begin te lachen. ,,Nou, weet je nog dat jij een keer in een hele dure meubelzaak door een kast bent gezakt toen we verstoppertje speelden? Mijn vader was woest. Hij wist niet hoe snel we de meubelzaak moesten verlaten.” We gieren het uit. ,,En dan is er nog het litteken.” Ze wijst schuldbewust naar mijn rechteroog, waarnaast ik sinds mijn zesde een streperige ervaring herberg. ,,Het resultaat van een stoeipartij in het verkeerspark, wat overigens al een flinke tijd geleden failliet ging.”
Ze vraagt naar mijn familie, hoe het met ze gaat. Ik vraag op mijn beurt naar haar moeder en haar zus. We tellen op onze vingers na wie er uit onze oude buurt al niet meer leven. Ze weet meer over mijn vroegere zelf te vertellen dan ik mij herinner. Het is alsof ik naar het verhaal van iemand anders luister, een verhaal waar ik mij gaandeweg van heb losgemaakt, maar dat zich nu opnieuw mijn leven binnendringt. Het is niet slecht of goed, het blijft onmiskenbaar het mijne. Ik wist alleen niet dat bepaalde delen van een leven zo onlosmakelijk aan mensen verbonden blijven. Dat je anderen soms nodig hebt om je te helpen herinneren aan waar je vandaan komt. En aan waar je nu voor vecht.