,,Ze is verdwenen!’’ ,,Wie?’’ De studente naast me kijkt me vragend aan. ,,Betty, die altijd achter het raam staat op de hoek. Ze adverteert met ‘Betty, transseksueel’, op haar raam.’’ Ik zie hoe de wenkbrauwen van de studente naast mij zich omhoog bewegen, hoe wazig haar blik zich in de mijne boort.
Tijdens een bijeenkomst voor autisten leerde ik dat er op een dag talloze situaties plaatsvinden die je bewustzijn niet bereiken. Vluchtige observaties in de trein. Een blikwisseling met iemand op straat. Het is onmogelijk om alles wat je op een dag ziet, denkt of voelt, te onthouden. Het geheugen is selectief. Moet selectief zijn, omdat teveel indrukken een mens krankzinnig maken. Voor mensen met autisme werkt dat vaak anders. Ik onthoud onzinnige feiten. Hecht mij aan herkenningspunten. Herkenningspunten bieden houvast in een anders zo overdonderende wereld.
Ik denk vaak aan mijn hoofd als een soort van recyclingstation. Hoofdzaken, bijzaken en alles er tussenin wordt keurig gescheiden. Totdat er te veel afval mijn hoofd inkomt, teveel indrukken en de boel vastloopt. Onder de werknemers heerst totale paniek. Werkgeheugen en langetermijngeheugen beginnen door elkaar te lopen. Lekken elkaars domein in.
Vaak overkomt dat vastlopen me wanneer er ineens dingen veranderen. Juist een verandering in de dingen die volstrekt vanzelfsprekend zijn, kan totale paniek opleveren. De wereld klopt ineens weer een stukje minder.
Al minstens een half jaar loop ik via de Folkingestraat naar het Academiegebouw van de universiteit. Ik ben gehecht aan dat straatje; de inkijk in de Nieuwstad, de winkel met typische Groningse producten, eetcafé de Beurs op de hoek. Ook transseksueel Betty was onbewust mijn hoofd ingekropen, onderdeel van mijn wereld geworden. Wanneer ik de Folkingestraat inloop, in welke stemming dan ook, kijk ik altijd eerst naar rechts, naar het raam waarachter een enigszins vergeeld, geplastificeerd papiertje is opgeplakt. Grote letters die aankondigen wie zich hier bevindt: ‘Transseksueel Betty’. Zonder enige gene. Op het vensterbankje ervoor twee enorme dildo’s. Een zwarte en één met diamantjes. Ernaast een kleiner geplastificeerd papiertje, hetzelfde lettertype, maar dan minder groot; ‘ook bondage en SM’. Nooit heb ik haar in levende lijve gezien. Maar de geplastificeerde papiertjes en haar spullen waren van de één op de andere dag ineens verdwenen.
Haar verdwijning verlamde me. Hoewel de medestudente vreselijk moest lachen toen ik haar erover vertelde – ik moet het aan iemand kwijt, wie dan ook -, maakte ik mij oprecht zorgen over haar lot. Waar was ze heen gegaan? Was ze misschien ziek? Had ze haar leven omgegooid? Of erger nog, was haar iets overkomen? Mijn hoofd liep over van de vragen. Een week lang was ik er van ontdaan. Ik bleef naar haar raam staren, begon mij er langzaam bij neer te leggen dat dit de nieuwe vorm van het herkenningspunt zou zijn: ‘Te huur.’ Er ging minstens anderhalf maand voorbij. Ik was Betty alweer bijna vergeten totdat er een paar dagen geleden prompt een gloednieuw geplastificeerd papiertje op het raam hing. De dildo’s stonden weer voor het raam. Mijn hart maakte een sprongetje. De wetenschap van haar aanwezigheid als een bescheiden reddingsboei, dag en nacht.