,,En? Hoe ging het?”, vraag ik. ,,Iets kunnen vinden?” Hij schudt zijn hoofd. ,,Neuh, niet echt.” zegt hij. Verslagen zapt hij verder. Ik kan aan zijn stem horen dat de wereld hem vandaag in al zijn glorie, opnieuw teleurstelde. Ik moet eigenlijk niet doorvragen. In plaats daarvan wacht ik. ,,Ik heb de hele morgen gezocht naar banen in de omgeving van Veendam, Hoogezand en Zuidbroek”, zegt hij.
,,Ze vragen mensen met diploma’s, mensen die jong zijn, mensen die een rijbewijs hebben. Ik voldoe aan geen van alle eisen. Ik ben alleen maar oud. Ik heb een fiets.” Ik knik. Zo gaat het al een tijdje. Geen cent te makken en een bedompte sfeer in huis. Ik kan verhalen opsteken over hoe goed we het eigenlijk hebben, maar op dit moment helpt dat niet. Ik laat het dus maar voor wat het is, ik moet bovendien zo weg.
Buiten regent het. De bedompte sfeer in huis laat ook mij niet onberoerd. Een maandelijks financieel tekort, dreigt een collectieve depressie te veroorzaken in ons huishouden. Ik wilde verstandig zijn, door een half jaar voor mijzelf te zorgen in plaats van na mijn studie meteen klakkeloos aan het werk te gaan, maar betaal zo langzamerhand een hoge prijs.
Bij de automaat aangekomen, laad ik braaf mijn OV- chipkaart op. Ik heb nog net genoeg om er tien euro op te zetten. Ik neem plaats achter een vrouw met haar dochtertje. De vrouw is druk met haar mobiel bezig terwijl haar dochtertje over stoelen klimt. De vrouw trekt het kind aan haar kleding naar beneden. ,,Niet doen!”, zegt ze. ,,Houd toch eens op!”
Het kind blijft grenzen opzoeken. Zonder van haar mobieltje af te kijken roept moeder het kind nog eens toe: ,,Houd nou toch eens op! Nou is het klaar!” Weer trekt ze het kind met een ruk naar beneden. Ik kan een lach niet onderdrukken. Dus zo kan het ook, opvoeden. Goddank ben ik haar niet. Op station Groningen Europapark stap ik uit. Ik druk het kind mijn gratis krant in haar handen. Ze klimt niet meer. Zo. Rust voor de andere mensen in de trein. Een man knikt mij dankbaar na.
Mijn vriendin geeft mij enthousiast een kus op mijn wang. Samen lopen we richting haar flat. Een uur later hebben we nog steeds niet gerepeteerd, maar hebben we een fles rode wijn opengetrokken en praten we over mijn financiële zorgen. ,,Wanneer ben je eigenlijk rijk?” vraagt mijn vriendin. Ik haal mijn schouders op. ,,Ik denk dat ik teveel verwacht van financiën.” zeg ik. ,,Ik denk dat echt rijk zijn betekent dat je kunt delen.”
Opeens herinner ik mij de jeugd van mijn vader, de boerderij. Hoe arm het gezin ook was, wanneer er iemand wilde mee eten, sneden ze gewoon allemaal een stuk van hun gehaktbal af, zodat de gast ongeacht de situatie kon aanschuiven. Liever wat minder eten dan de kans op een goed gesprek mislopen. Opeens voel ik mij trots. Dit is waar ik vandaan kom, de filosofie waarmee ik opgegroeid ben. Dit is rijkdom.
Eenmaal thuis mompel ik mijn wederhelft toe dat ik over enkele minuten ga koken en dat ik vrienden verwacht. Ik weet al wat ik ga maken. Gehaktballen, met een vleugje nostalgie.