Skip to main content

De telefoon knippert. Een berichtje van mijn moeder. ,,Het is terug”. Drie simpele woorden die mij naar adem doen happen. Ik weet niet wat ik moet zeggen of doen. Ik wil niet te dramatisch reageren, ik moet juist nu krachtig zijn. Voor haar. Maar ik wil haar ook laten weten dat ik met haar mee leef. Dat ik aan haar denk. Ik typ zes keer opnieuw een berichtje voor ik het volgende verstuur: ‘Oooo Mam, dat had ik niet zien aankomen. Ik vind het zo rot. Als er iets is wat ik voor je kan doen, laat je het mij dan weten? Wij zijn er voor je!’

Nadat ik het smsje verstuurt heb, loop ik wat heen en weer door huis voordat ik verslagen op de bank ineen zak.

Ik ben niet echt goed in het incasseren van slecht nieuws. Kwetsbaar zijn. Sommige mensen lijken precies te weten wat ze moeten doen. Ze incasseren en gaan verder. Houden moed. Kijken naar de mogelijkheden in plaats van de obstakels. Ik incasseer, maar verzuip ondertussen in alle gevoelens die ik niet snap, ik weet niet in welk deel van mijn lijf ik ze een plek moet geven. Mijn wederhelft zegt dat het wel goed komt, dat we moeten afwachten. Maar het liefst wil ik mij verstoppen onder de dekens.

De confrontatie uit de weg gaan. Ik wil geen strijd hoeven verliezen. Niet weer. Uiteindelijk heb ik geen keuze, bedenk ik mij. Ik moet door. De agenda blijft vol lopen. Morgen moet ik naar het UWV in Veendam, de dag daarop naar Beilen en niet te vergeten: de container moet nog aan de straat.

De volgende ochtend stap ik op de fiets richting Veendam. Ik vraag mij af wat het UWV van mij wil. Ik vind het onprettig om mij bij instanties bloot te moeten geven. Zonder dat zij iets over zichzelf vertellen, word er van mij gevraagd om te vertellen wat mij bezig houd. Wat maakt dat ik niet meer dan een bepaald aantal uren per week aan het werk kan. Toch sjok ik braaf het gebouw binnen. Na tien minuten komt er een vrouw mijn kant op. Ze noemt mij bij mijn volledige naam. ,,Koffie of thee?”, vraagt ze dan. ,,Koffie graag”, mompel ik.

We nemen plaats aan een bureau. De vrouw blijft mij aankijken. Opeens voel ik dat mijn wangen vochtig zijn. Ik huil. Ik huil omdat ik hier zit. Ik huil om de druk. Ik huil omdat ik bang ben om te verliezen. Ik veeg mijn neus aan mijn mouw af. Ik schaam me. De vrouw vraagt meelevend of ze een zakdoekje voor mij kan halen.

Wanneer ik weer buiten sta, voel ik mij vreemd genoeg opgelucht. Misschien bestaat incasseren wel uit niets anders dan de moed hebben om kwetsbaar te durven zijn. Uit kwetsbaarheid durven delen met anderen. Al is het maar met een begripvolle onbekende van het UWV.

Laura Mijnders

1991, Hardenberg. Zoekt, schrijft 's nachts tussen de bomen door. Tattoomevrouw, afgestudeerd Ervaringsdeskundige in de Zorg en ernstig fan van de Muppets.

Leave a Reply