Skip to main content

Maandagochtend. Ik probeer mij te concentreren op het boek dat in mijn schoot ligt, maar mijn hoofd dwingt mij tot het maken van een lijstje. Een lijstje waarin ik alle verplichtingen die ik al enige tijd verzuimd heb, nog eens naloop. De dagelijkse dingen alleen, roepen soms al een misplaatste paniek bij mij op. Hoe stop ik tweeëndertig uur in een dag die maar vierentwintig uur duren mag?

Er was een tijd waarin ik niet kon wachten om volwassen te worden, maar nu ik op dat punt aangekomen ben, vind ik er eigenlijk nog maar weinig aan. Goeroes, wijze oude mannen en leefstijlcoaches zeggen dat je er wat van moet maken, dat je jezelf moet uitdagen om tevreden te zijn met dat wat je hebt. Wijze woorden, maar hebben deze mensen ooit te maken gehad met een depressie waarvan routine en verplichtingen de grote veroorzakers zijn?

Terwijl ik onhandig in mijn tas wroet, merk ik dat ik de boekjes voor de voorlichting die ik over een half uur moet geven, niet bij mij heb. Ik besluit heen en weer te rennen. Eerst naar het hoofdkantoor, dan weer terug naar het busstation. Ik bezwoer mijzelf ooit, dat ik nooit voor een bus of trein zou rennen. Zie hier. Mijn volwassen ik, voorzien van een stel piepende astmalongen, rent met moeite een groepje tieners voorbij. Ooit las ik in een boek over hoe ver mensen bereid zijn te gaan om aan hun plicht te voldoen. Zo waren er mensen die een brandende trein ondanks gevaar voor eigen leven inliepen, zodat ze niet te laat zouden komen op hun werk. ,,Niet ik!”, schreeuwde ik nog.

Eenmaal op het hoofdkantoor ruk ik verschillende lades open. Ik prop de benodigde boekjes in mijn tas en ren weer richting station. Een vrouw die met een dampende beker koffie uit het raam van haar benedenwoning naar buiten kijkt, glimlacht meesmuilend naar mij. God, wat zou ik er voor over hebben om met haar te ruilen.

Na de voorlichting vraagt mijn leidinggevende mij om samen te gaan lunchen. Ik zeg volmondig ja. Tijdens de lunch vertelt ze over haar dochter die nu in Afrika zit. Voor twee jaar. ,,Bleven ze toch maar wat langer klein”, zucht ze.

Later die middag neem ik plaats in de wachtruimte van de huisarts. Twee zusjes die in een kinderhoek spelen, krijgen ruzie. Een begint zo hard te huilen dat ik omkijk.

,,Ik huil omdat mijn zusje met de blokken speelt, zegt ze met een trillende onderlip. Ik wil er alleen mee spelen!

,,Oh”, zeg ik. ,,Maar de blokken zijn voor iedereen. Zelfs voor mij, als ik er mee zou willen spelen.”

Ineens ligt ze in een deuk. Ik voel mij enigszins beledigd totdat ze vraagt: ,,Waarom spelen volwassenen eigenlijk nooit meer?”

Er zwaait een deur open. ,,Question everything!”, zei Albert Einstein eens. En verdomd, denk ik. Die man had aldoor gelijk.

Laura Mijnders

1991, Hardenberg. Zoekt, schrijft 's nachts tussen de bomen door. Tattoomevrouw, afgestudeerd Ervaringsdeskundige in de Zorg en ernstig fan van de Muppets.

Leave a Reply