De straat is bezaaid met mensen. De opticien tegenover de zaak heeft een bordje opgehangen; ‘VS optiek feliciteert Knoutskey tattoo.’ Hier binnen gieren de zenuwen. De laatste spullen worden opgepoetst, de dj’s zetten hun apparatuur klaar. Mijn hart klopt in mijn keel. Dit heb ik altijd al gehad; de emoties van anderen veranderen langzaam in de mijne. Hun zenuwen worden mijn zenuwen.
Mijn vriendin huppelt zenuwachtig door de zaak heen en weer. Ze heeft haar mooiste jurk aangetrokken. Ondanks alle stress van de afgelopen maanden ziet ze er fantastisch uit. Ik spoor iedereen aan om de laatste werkzaamheden te stoppen. Buiten is het steenkoud. Er moet geopend worden.
Het is vreemd om in Assen terug te zijn. Vier jaar geleden ging ik er bewust weg, om in Zuidbroek een nieuw leven op te bouwen. Geen wereldreis, maar elke afstand is een afscheid van iets anders. De opening van vandaag doet mij denken aan toen ik vijftien was en mijn moeder en stiefvader samen een nieuwe kroeg openden, een straat verderop. Ze hadden er een enorm spektakel van gemaakt. De straat was versierd en een paar stamgasten hadden confettikanonnen opgehaald. Mijn stiefvader opende door een uil vanaf zijn arm heen en weer te laten vliegen met de sleutel van het pand in zijn klauwen. Er waren hapjes van de kaasboer en niemand werd heel erg dronken; een opening vraagt om een bepaalde manier van zelfbehoud.
Soms mis ik die tijd en die verrekte kroeg. Er werden evenveel tranen als drank vergoten op die schrale biervloer. De handgemaakte stamtafel is er een jaar voor we failliet gingen nog aangegaan. Twee vechtende mannen waren er doorheen gevallen. Alhoewel ik er recht boven lag te slapen wen je aan zulke geluiden; ik had niets gehoord.
Het geluid van de ballonnen die de nachtburgemeester doorprikt met een tatoeëermachine brengt mij terug naar het hier en nu. Met de andere gastdames wurm ik mij zo snel mogelijk naar binnen. Ik gris één van de dienbladen met daarop de champagne weg. Er zijn veel bekenden, mensen die ik nog ken uit de tijd van de kroeg. Ze begroeten me en ik probeer zo goed als ik kan vragen met betrekking tot mijn familie te vermijden. Ik deel champagne rond en speel de stralende gastvrouw. Gek genoeg merk ik dat ik sinds lange tijd oprecht blij ben. Trots op mijn vrienden, die het gewoon flikten in deze tijd. Mijn hele leven nam ik genoegen met het minste. Dat deden zij gelukkig niet. Zij pakten niet alleen het grootste stuk van de taart, ze bakten hem zelf. Zonder schroom.
Een jongetje van tien vraagt of hij alsjeblieft nog wat ranja mag. In een hoek van de zaak beplakt een meisje van een jaar of acht, volwassenen met Mickey Mouse tatoeages. Ze wil dolfijnenverzorger worden en anders tatoeëerder, net als haar papa.
Om zes uur draaien we de deur dicht. Een welkome stilte daalt in de zaak neer. De drank is op, de zaak staat.