Het afgelopen weekend logeerden mijn stiefkinderen bij ons. Voor het eerst nam ik een duidelijke rol in een normaal functionerend gezin in. Een rol die om begrenzing, structuur en liefde vraagt, iets wat me zowel angst als trots inboezemt.
Mijn eigen familie kwam mij lang vreemd voor. Ik dacht vaak dat ik nooit een mens had moeten worden, dat god een foutje had gemaakt. Op warme zomeravonden zette ik zachtjes de radio aan, duwde het slaapkamerraam helemaal open, klom op de vensterbank en hing met mijn benen uit het raam. Vaak keek ik naar beneden en vroeg mij af wat er zou gebeuren als ik mij nu zou laten vallen. Welke vriendinnen er op mijn begrafenis zouden komen, of mijn ouders verdrietig zouden zijn en hoe lang het zou duren voordat ik slechts nog een foto aan een muur zou zijn. Ik was niet depressief, in tegendeel; juist op die momenten voelde ik mij nog het meest mijzelf, ik realiseerde mij dat ik niet bang hoefde te zijn. Een mens heeft zelf de macht om op aarde te beslissen wie hij wil zijn. Een levende dode of een dode levende.
Op school was ik niemand in het bijzonder. Niet populair, niet ongewenst. Ik had een paar vriendinnetjes die ook in niemandsland verkeerden. Soms vroegen ze mij of ik vadertje en moedertje met hen wilde spelen. Meestal keek ik toe hoe zij speelden en ging zelf in een hoekje zitten tekenen. Als je hen vroeg wat ze wilden worden, zeiden ze bijna altijd; ‘moeder’. Ik wilde kunstenares worden, of op zijn minst een danser. Maar het leven heeft mij ingehaald. Ook ik ben nu kennelijk een moeder, al weet ik niet goed hoe ik dat moet zijn.
Mijn stiefkinderen zijn mij totaal onbekende wezens. Ze denken niet na over de dood. Ze maken zich zorgen om hun schoolprestaties. Ze ruimen na het eten de tafel af en vragen of ze kunnen afwassen. Ze doen aan sport en roken of drinken niet. Ze vragen of we het niet storend vinden wanneer ze ’s nachts het toilet doortrekken. Voor het slapen gaan brengen ze ons een knuffel. Ook mij, hun stiefmoeder, een vreemde indringer in hun leven. Ik val continu van de ene verbazing in de andere en geloof na drie uur al dat ik van ze houd.
Nadat ze die zondag zijn opgehaald door hun biologische moeder, doe ik boodschappen. Ik realiseer mij dat boodschappen doen nooit meer hetzelfde zal zijn. Ik merk hoe snel moedergevoelens aangewakkerd worden; alles wat ze lekker vinden valt mij ineens extra op. De naturel chips, de cola, de chocopasta, de pindakaas. Bij de toetjes staat een vrouw met haar twee puberdochters te discussiëren. En ineens begin ik te huilen. Dit is hoe je een moeder wordt; je hoeft maar even van ze te houden en je mist ze al.